Hoe kan de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire industrie gefinancierd worden? Hoe houden we die transitie betaalbaar? En welke investeringen dragen nu écht bij aan het behalen van dat doel? Tijdens de ISPT Conference 2022 verkenden experts de mogelijke antwoorden op die vragen.
Ruim 200 professionals uit de industriële sector waren op 8 november aanwezig op de ISPT Conference 2022, in de Amersfoortse Prodentfabriek. Zij kwamen samen om te leren, praten en discussiëren over een belangrijk onderwerp: de transitie naar een volledig duurzame industrie in 2050. Een gigantische opgave, waar ontzettend veel investeringen voor nodig zijn. Het is momenteel dan ook één van de belangrijkste vragen voor de sector: hoe financieren we die transitie precies? Tijdens een rondetafelgesprek, onder leiding van NRC-columnist Rosanne Hertzberger, gingen verschillende experts in discussie over dat onderwerp.
Rosanne Hertzberger ging aan tafel met:
- Tjeerd Jongsma (Directeur ISPT)
- Marjan Minnesma (Urgenda)
- Alice Krekt (Deltalinqs)
- Peter Molengraaf (Topsector Energie)
- Werner Schouten (Impact Economy Foundation)
- Rob Terwel (Kalavasta)
De techniek voorbij
“Bij het maken van transities gaat het niet alleen om de techniek, maar juist ook om het ecosysteem. De infrastructuur, de regelgeving en niet te vergeten… de financiering”, zegt Hertzberger. “Hoe maken we vandaag de juiste keuzes, die bijdragen aan de transitie tot en met 2050? En waar ligt het snijvlak tussen haalbaar en betaalbaar?”
Bij het maken van transities gaat het niet alleen om de techniek, maar juist om het ecosysteem
Rosanne Hertzberger, dagvoorzitter ISPT Conferentie 2022
“Veel mensen zeggen dat het niet snel genoeg gaat en we moeten dit en we moeten dat. Maar hier en vandaag, op de ISPT Conference 2022, is een groep mensen tezamen die weet hoe we het verschil moeten maken. En hoe we de stappen kunnen zetten die nodig zijn voor de transitie naar een volledig duurzame industrie”, zegt Tjeerd Jongsma, algemeen directeur van ISPT. “Er wordt veel van ons verwacht, daarom moeten we deze community koesteren en vasthouden.”
Op deze dag komt een groep mensen tezamen die weet hoe ze het verschil moeten maken. Dat moeten we koesteren
Tjeerd Jongsma, directeur ISPT
Energie- en stikstofcrisis
Hertzberger trapt het rondetafelgesprek af met een blik op de huidige situatie. Want zowel de energie- als de stikstofcrisis heeft de transitie (en het gesprek daarover) behoorlijk veranderd. Peter Molengraaf, boegbeeld van de Topsector Energie, beaamt dat: “De tijden van goedkoop aardgas uit Slochteren en Rusland komen niet meer terug. Dat is een harde realiteit, zeker voor bedrijven met een hoge energievraag. Het is een extra drive om zo snel mogelijk te verduurzamen en met elektrificatie aan de slag te gaan.”
Ook Alice Krekt, directeur bij Deltalinqs en voorzitter van de clustertafel Rotterdam-Moerdijk, ziet dat zilveren randje. Maar ze ziet ook sombere gevolgen van de huidige situatie. “Veel bedrijven in de industriesector hebben het lastig nu. De vraag voor velen is: schalen we weer op in Nederland of verhuizen we naar andere plekken? Er kan zomaar productie verdwijnen uit Nederland, daar moeten we rekening mee houden. Maar ik merk gelukkig ook dat de meeste bedrijven écht voor verduurzaming willen gaan.”
“De huidige situatie kan verduurzaming op alle fronten een slinger geven, niet alleen in de industrie”, vult Marjan Minnesma aan, directeur en oprichter van Urgenda. “Maar dan is het wel zaak dat de overheid keuzes maakt, want niet alles gaat ons helpen in de transities die we moeten maken. Wat voor land willen we zijn? Wat willen we wel en niet behouden? Deze periode biedt ons dé kans om te kiezen. Het is jammer dat de overheid dat tot nu toe niet doet.”
Wat voor land willen we zijn? Wat willen we wel en niet behouden?
Marjan Minnesma, directeur Urgenda
Een nieuwe economie
Maar die keuzes zijn wel hard nodig, zegt Werner Schouten (directeur van de Impact Economy Foundation en presentator van BNR-radioprogramma Koplopers). Hij illustreert het met een voorbeeld: de broeikasgasuitstoot van de Europese industrie zorgt nu al voor 433 miljard euro aan externe kosten, waar niet voor wordt afgerekend. “En dan hebben we het nog niet eens over de bodem- en watervervuiling gehad.”
Hij pleit dan ook voor een nieuwe economie, een impact-economie, waar de activiteiten van bedrijven tot maatschappelijke waarde-creatie leiden en niet alleen tot financieel gewin. Daar zijn we nog lang niet, benadrukt hij: “We doen met z’n allen net alsof we de transitie graag willen maken, maar in de praktijk is er nog heel veel weerstand. Ook in de industrie. Aan de voorkant zijn we het met elkaar eens, maar wat we uiteindelijk in Brussel bepleiten is wezenlijk anders.”
Aan de voorkant zijn we het met elkaar eens, maar wat we uiteindelijk in Brussel bepleiten is wezenlijk anders.
Werner Schouten, directeur Impact Economy Foundation
Het moet echt anders, bepleit hij: “Sommige sectoren en bedrijven krijgen pijn door de transities die we gaan maken, maar dat is geen reden om ze uit de weg te gaan. We koersen onherroepelijk af op een nieuwe economie, maar laten ons nu nog teveel leiden door wat er al staat.”
Wie betaalt?
Maar om de transitie naar een nieuwe en duurzame industrie te maken, moet er ontzettend veel nieuwe infrastructuur gebouwd worden. Van een waterstof backbone tot voldoende wind op zee en capaciteit op het elektriciteitsnet. De grote vraag is dan ook: wie gaat dat allemaal betalen? Molengraaf: “Linksom of rechtsom, uiteindelijk betaalt de eindconsument. Ofwel de bedrijven en burgers. De overheid heeft verschillende instrumenten om daar sturing aan te geven: dingen verplichten, dingen beprijzen en dingen subsidiëren. Wat de overheid precies gaat doen (én wanneer) is dan ook een belangrijke discussie in het financieringsvraagstuk.”
Maar de overheid is ook een onzekere factor, benadrukt hij. Het advies van Molengraaf aan de industriesector is dan ook: wacht niet op de overheid. Die zal steeds drastischer verbieden en beprijzen om de gestelde klimaatambities te behalen, maar is onbetrouwbaar als het gaat om het hoe, wat, waar en wanneer. “We weten nog niet precies wat de overheid gaat doen, maar weten wel waar het gaat eindigen”, aldus Molengraaf. “Richt je dus op de klimaatdoelstellingen, ga op basis daarvan aan de slag en doe dat liever vandaag dan morgen. Als je deze uitdaging te lang laat liggen, wordt het op een keer heel erg zwaar.”
Daarnaast loont het ook gewoon om nu al in verduurzaming te investeren, vult Minnesma aan: “De voorlopers van vandaag zijn nu al spekkoper. Zij plukken nu al de financiële vruchten van de verduurzamingsmaatregelen die ze jaren geleden troffen.”
De voorlopers van vandaag zijn nu al spekkoper
Marjan Minnesma, directeur Urgenda
De noodzaak van regie
Het is dus aan de industrie zelf om de benodigde investeringen te maken, stellen de tafelgasten. Maar hoe maak je de juiste keuzes? Dat is niet gemakkelijk, zeker in de huidige fase van de transitie, zegt Tjeerd Jongsma: “Het grootste deel van het laaghangende fruit (lees: energiebesparende maatregelen, red.) is wel geplukt in de industriesector. Het is nu tijd om de volgende stap te zetten, door te investeren in nieuwe technologieën die verdere energiebesparingen mogelijk maken. Daar zit enorm veel potentie, maar het is wel lastig.”
Om de juiste keuzes te maken en investeringen te doen, is een bepaalde mate van regie daarom onmisbaar, vervolgt hij. “Waar werken we naartoe? Dat moeten we als voltallige sector gaan bepalen, want als individueel bedrijf kun je dat niet overzien. We moeten dus gezamenlijk scenario’s vormgeven, die voor iedereen aanvaardbaar zijn en gebaseerd zijn op keiharde data en feiten”, zegt hij. “Momenteel is er te weinig regie in het middenveld om daar vorm aan te geven. Maar die kans moeten we wel grijpen.”
Is er hoop?
Veel werk aan de winkel dus. Is het teveel werk? Of is een CO2-neutrale en circulaire industrie in 2050 een haalbare ambitie? “Ik ben optimistisch”, zegt Krekt. “Je ziet dat er nu veel investeringen loskomen, in waterstoffabrieken, in bio-raffinaderijen, in walstroom, noem maar op. Het begin is er en dat stemt hoopvol, máár… het moet allemaal nog veel sneller.”
Minnesma ziet vooral hoop in de techniek: “Technisch gezien kan bijna alles. En ook nog eens binnen tien jaar. Daar ligt de uitdaging niet. De vraag is: voelen we genoeg urgentie om hier écht mee aan de slag te gaan? Gaan we echte bedragen inzetten en andere zaken opzij zetten om deze transitie mogelijk te maken? In een crisissituatie kan alles sneller. Je ziet het nu: we hebben LNG-terminals nodig en in no-time liggen ze er. Het is de hoogste tijd dat we die manier van doen, die crisismentaliteit, ook in de klimaatcrisis inzetten.”
Keuzes maken
Daarbij is het maken van keuzes onontkoombaar, herhaalt ze. Wat willen we wel in Nederland en wat willen we niet? Molengraaf onderstreept dat: “Niet alles kan meer in Nederland. We hebben nu eenmaal te maken met een beperkt energie- en stikstofbudget. Daarmee zullen we het moeten doen. Dat zijn we in Nederland niet gewend, om keuzes te moeten maken. Maar daar zullen we wel aan moeten wennen.”
Ook Krekt ziet de noodzaak om keuzes te maken. Maar de Nederlandse industrie kan dat niet alleen, benadrukt ze: “Als bepaalde keuzes duurder zijn dan in het buitenland, moeten bedrijven voorlopig wel financieel ondersteund worden. Alleen dan kunnen we concurrerend blijven én de duurzame koploper worden die we als Nederland willen (en kunnen) zijn.”