De Nederlandse industrie staat voor een enorme opgave: verduurzamen en tegelijkertijd concurrerend blijven. Elektrificatie, aangedreven door duurzame bronnen zoals windenergie van de Noordzee, lijkt de sleutel. Maar terwijl de Tweede Kamer aandringt op extra investeringen in netbeheerder TenneT om de windenergie-infrastructuur te versnellen, wijst Tjeerd Jongsma, directeur van het Institute for Sustainable Process Technology (ISPT), op een fundamenteel obstakel. ‘Die investeringen zijn nodig, maar onvoldoende’, stelt hij. ‘De huidige wetgeving, die TenneT een monopolie geeft op het hoogspanningsnet, verhindert de meest logische en kostenefficiënte oplossing: energiehubs aan de kust.’
ISPT, met meer dan twintig jaar ervaring in het verduurzamen van de industrie en een portfolio van meer dan 150 deelnemende bedrijven, ziet dagelijks waar bedrijven mee worstelen in de energietransitie. Volgens Jongsma ligt de oplossing niet alleen in meer kabels, maar vooral in een andere manier van denken en organiseren, waarbij energie wordt gebruikt dáár waar ze wordt opgewekt.
Windenergie op zee is opmerkelijk goedkoop. ‘Slechts zo’n drie cent per kilowattuur aan de paal’, preciseert Jongsma. ‘Dat is wel tien keer goedkoper dan kernenergie.’ Het probleem ontstaat echter zodra deze energie aan land komt. ‘We zijn enorm slecht in het distribueren’, zegt Jongsma, gebruikmakend van een metafoor: ‘Aan de bovenkant van de zandloper zit heel veel energie. Alleen het moet allemaal door dat kleine gaatje heen en dan loopt het verder het achterland in.’
Ouderwets systeem
Dit transport over het landelijke hoogspanningsnet maakt de goedkope windenergie aanzienlijk duurder en belast het net onnodig. TenneT’s recente “vondst” van 9 gigawatt extra capaciteit illustreert volgens Jongsma het probleem. ‘Zij kijken gewoon met een ouderwets systeem: ik heb ergens energie op één plek en dat ga ik distribueren via het hoogspanningsnet, er komt niks terug en niks uit.’ Dit gecentraliseerde model, stelt hij, past niet bij de realiteit van een nieuw energiesysteem met gedistribueerde opwek. De kosten voor de noodzakelijke netverzwaring worden bovendien gesocialiseerd, uitgespreid over heel Nederland, waardoor de directe kostenvoordelen van lokale opwek verloren gaan.
Het kan veel efficiënter, betoogt Jongsma. ‘Veel industrie zit aan de kust, waar bedrijven de energie van windparken op de Noordzee vrijwel meteen kunnen gebruiken.’ Denk aan de grote industriële clusters in Rotterdam, Eemshaven (Groningen Seaports, waar al een 8 gigawatt aansluiting is) en Zeeland. ‘Als je daar een spreekwoordelijk hek omheen zet en die bedrijven op één apart stroomnet aansluit, is de hoeveelheid energie die over het net gaat veel lager dan wanneer er energie voor de hele regio overheen moet.’
Zo‘n energiehub creëert een directe koppeling tussen opwek en gebruik. Binnen de hub kunnen bedrijven profiteren van de lage kostprijs van windenergie, aangevuld met lokale zonneparken of andere bronnen. Jongsma rekent voor: ‘Dan kijk je naar een average cost of energy van de orde grootte van 5 cent per kilowattuur, in plaats van de 12 cent die nu vaak wordt gerekend.’
Windenergie op zee is opmerkelijk goedkoop. Slechts zo’n drie cent per kilowattuur aan de paal
De voordelen zijn legio, stelt Jongsma. Ten eerste lagere en stabiele energiekosten voor de industrie. ‘Als je in de haven van Rotterdam kunt garanderen: “bij ons kost het 5 cent per kilowattuur, 24/7”, dan blijken plots veel bedrijven best investeringsbereid’, zegt hij. Die voorspelbaarheid is cruciaal. Windenergie is een CAPEX-gedreven systeem: de grote kosten zitten in de investering vooraf, daarna zijn de operationele kosten laag en voorspelbaar. Dit in tegenstelling tot OPEX-gedreven systemen zoals gas en olie, waarvan de prijzen volatiel zijn. ‘Die rust en vlakte in het tarief is wat je nodig hebt om bedrijven te verleiden tot het doen van investeringen in elektrificatie.’
Ten tweede maakt de lagere prijs elektrificatie aantrekkelijker. Elektrificatie is niet alleen duurzamer, maar vaak ook efficiënter. ‘Ik heb liever een kWh aan stroom dan een kWh aan gas’, legt Jongsma uit. ‘Van gas heb ik een exergetische efficiëntie van ongeveer de helft, terwijl stroom honderd procent applicabel is. Als ik een proces met stroom mag voeren, ben ik bijna een factor twee efficiënter bezig.’ Dit maakt de business case voor verduurzaming via elektriciteit veel sterker.
Ten derde zorgt een hub voor een efficiënter energiesysteem. Door energie lokaal te gebruiken, wordt het landelijke net minder belast. ‘Elektriciteit moet eigenlijk niet stromen’, stelt Jongsma scherp. ‘Elektriciteit moet worden gebruikt op de plek waar het ontstaat.’ Het huidige systeem, waarbij energie soms van Vlissingen naar Amsterdam wordt getransporteerd en weer terug, is onnodig complex en duur. Lokale uitwisseling tussen “buren” binnen een hub is veel logischer, maar nu vaak niet toegestaan.
Blokkade
Waarom gebeurt dit dan niet al? Het antwoord is volgens Jongsma simpel: de wetgeving staat in de weg. ‘Doordat de overheid TenneT heeft aangewezen als enige netbeheerder van het hoogspanningsnet op land en zee, is het ontstaan van zulke energiehubs door samenwerkende bedrijven nu onmogelijk.’ Clusters of havenbedrijven mogen niet zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de energievoorziening binnen hun “hek”.
‘Als je de Rotterdamse haven zelf verantwoordelijk zou maken voor de energie in hun hub, zou het zo geregeld zijn’, bezweert Jongsma. ‘Als die maatschappelijke taak binnen een haven wordt geregeld, gaat dat veel pragmatischer. En in de basis is het veel goedkoper.’ Nu moeten de kosten van het hele landelijke systeem worden meegenomen, terwijl je lokaal met veel minder infrastructuur toe zou kunnen. Havens en clusters zouden zelf de regie moeten kunnen nemen.
Deze wettelijke beperking remt de energietransitie en de elektrificatie van de industrie, die volgens Jongsma ongeveer drie keer zoveel duurzame energie nodig heeft dan we nu produceren om fossielvrij te worden. ‘Efficiëntie is daarbij cruciaal, en energiehubs bieden die efficiëntie.’
Via moleculen
Het creëren van energiehubs heeft ook gevolgen voor het vestigingsbeleid. Als energie aan de kust significant goedkoper is, wordt het voor energie-intensieve industrie logischer om zich daar te vestigen. ‘Dan verbind je eigenlijk pragmatisme en een beetje neoliberalisme om het systeem te sturen naar de plek waar je het wilt hebben’, zegt Jongsma. Hij trekt een parallel met de staalindustrie: ‘Vroeger stond de staalfabriek in Luik, want daar hadden ze steenkool. Nu staan ze in Gent en IJmuiden, want daar komen de grondstoffen per schip binnen.’ Energie wordt de nieuwe “grondstof” die aan de kust binnenkomt, direct als elektriciteit van zee of in de vorm van moleculen zoals waterstof, ammoniak of methanol.
Dit betekent niet dat het achterland geen rol speelt, maar wel een andere. ‘Als je de elektrische transitie voor elkaar wil krijgen, moet je dat aan de kust doen’, stelt Jongsma. ‘In het binnenland zul je het toch weer via moleculen moeten doen’, wat door de extra conversiestappen altijd duurder is. Het huidige elektriciteitsnet is bovendien beperkt in capaciteit – Jongsma schat het op 20 tot 30 gigawatt, mogelijk een factor tien kleiner dan het aardgasnet – wat grootschalig transport naar het achterland bemoeilijkt.
No-regret
Jongsma pleit voor een pragmatische aanpak. Ja, netverzwaring is een no-regret investment, zegt hij, maar we moeten ook kijken hoe we de bestaande en nieuwe infrastructuur het slimst inzetten. ‘Dat betekent niet alleen kabels trekken naar waar het verbruik nu is, maar ook nadenken over waar we de industrie willen hebben en hoe we de energievoorziening daar het meest efficiënt organiseren.’
Geef ruimte. Hou niet zo krampachtig vast aan het verleden.
Ook pleit hij voor realisme in de oplossingen. Hoewel waterstof een rol zal spelen, is het nu vaak onnodig duur om dit als buffer te gebruiken. ‘We hebben nu ook nog gascentrales openstaan. Waarom gebruik je die niet gewoon als back-up? Dat is toch veel makkelijker?’ Binnen een energiehub kan dit lokaal worden geregeld, waardoor ook het probleem van Dunkelflaute (periodes met weinig zon en wind) beter opgevangen kan worden. ‘Hoe meer windmolens er komen, hoe minder gas je nodig hebt’, is volgens Jongsma de simpele logica.
Oproep
De kern van Jongsma’s betoog is een dringende oproep aan het parlement en het kabinet: ‘Maak het mogelijk. Geef ruimte. Hou niet zo krampachtig vast aan het verleden’, zegt hij. De huidige wetgeving, gericht op een centraal gestuurd systeem, belemmert de logische, efficiënte en kosteneffectieve route via energiehubs. ‘Door clusters en havengebieden de mogelijkheid te geven hun eigen energievoorziening te organiseren, kan de industrie sneller en goedkoper verduurzamen, wordt het elektriciteitsnet efficiënter benut en wordt Nederland aantrekkelijker voor duurzame industriële investeringen. Het is tijd om het “hek” om de energiehubs niet alleen spreekwoordelijk, maar ook juridisch mogelijk te maken.’
Het originele artikel is te lezen via de website van Industry Linqs.
Op 8 mei vindt de jaarlijkse ISPT conferentie plaats, dit jaar georganiseerd in samenwerking met Groningen Seaports, Provincie Groningen & Noordelijk Industriecluster. We richten ons op elektrificatie met specifiek de vraag hoe vanuit Gronings perspectief en ervaring, Nederland en Europa hun positie kunnen versterken. Bijvoorbeeld door middel van een goed geplande, efficiënte en duurzame productie en logistiek, een circulair ingerichte regionale economie en slimme samenwerkingsverbanden tussen havens, industriële bedrijven, innovatieclusters en lokale autoriteiten. Wat kunnen we in Nederland en in Europa leren van de aanpak en ervaringen in het Groningse? Welke concrete kansen worden er aan bedrijven geboden? Meer over het programma vind je hier.
Wil je deelnemen aan de conferentie? Stuur een mail naar communications@ispt.eu